Preventieve hulpverlening wérkt voor kinderen die mantelzorger zijn voor een ouder, broertje of zusje. Dat ervaarde GZ-pscycholoog Annelies Witzel toen ze voor het eerst mantelzorgkinderen begeleidde. Sindsdien pleit ze overal voor meer aandacht voor deze kwetsbare doelgroep. Een groep ook die soms lijdt onder psychische mishandeling.
De coronamaatregelen zijn versoepeld en scholen hebben hun deuren weer geopend. Maar leerlingen met chronisch zieke gezinsleden zitten vaak nog thuis, hoe graag ze hun klasgenootjes ook weer zouden ontmoeten. “Ze zijn bang om hun ouders, broertje of zusje te besmetten”, hoort Annelies van collega’s.
Jezelf wegcijferen
Volgens het CBS is zo’n 17 procent van de kinderen mantelzorger. Jezelf wegcijferen is typerend voor deze groep, weet Annelies. Ze kwam ongeveer 15 jaar geleden voor het eerst met mantelzorgkinderen in aanraking. Als GZ-psycholoog werkte ze in verpleeghuis Elisabeth in Goirle met volwassenen jonger dan 65 jaar met Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH).
Vaak van de ene op de andere dag – bijvoorbeeld door een ongeval of herseninfarct – waren deze cliënten totaal veranderd. Ze kampten met tal van fysieke en psychische beperkingen. Dat is niet alleen moeilijk voor henzelf, maar ook voor hun gezinnen. “Veel mensen met NAH hebben last van prikkelgevoeligheid en emotieregulatiestoornissen”, geeft Annelies als voorbeeld. “Daardoor kan hun reactie op zoiets als lawaai buitensporig zijn.” Met als gevolg dat hun kinderen amper meer een vriendje of vriendinnetje mee naar huis durven te nemen.
Totaal kapotgelopen
Annelies kreeg toestemming om kinderen van cliënten met NAH te begeleiden. “Sommigen waren totaal kapotgelopen op hun ouder.” Een belangrijk onderdeel was psycho-educatie. “Vooral jonge kinderen snappen het gedrag van hun ouders vaak niet. Die denken dat het aan hen ligt. Dat kan leiden tot een gebrek aan zelfvertrouwen en geen grenzen durven aangeven.
Annelies bood de kinderen de ruimte hun gevoelens te uiten en gaf uitleg over NAH. Dat hielp. Ze voelden zich minder schuldig en waren beter in staat voor zichzelf op te komen. “Ze konden uiteindelijk zonder hulpverlening verder. Terwijl de mantelzorgkinderen die ik door plaatsgebrek niet heb kunnen helpen, later vaak bij de GGZ terechtkwamen.”
Ook fysiek zwaar
Sinds die tijd probeert Annelies waar ze maar kan een lans te breken voor mantelzorgkinderen. Net als kinderen van ouders met psychische problemen en/of een verslaving, zijn ze kwetsbaar. “Wat hen van KOPP/KOV-kinderen onderscheidt is de dubbele belasting. Ze hebben het niet alleen psychisch maar ook lichamelijk zwaar. Mantelzorgkinderen helpen hun ouder soms bijvoorbeeld naar het toilet.”
Psychische mishandeling komt ook bij deze doelgroep voor, weet Annelies. “Als zo’n kind de prikkelgevoeligheid van vader of moeder verstoort, kan die onbedoeld kwetsende dingen zeggen.” Met fysiek geweld hebben deze kinderen sporadisch te maken en ligt vanwege de fysieke beperkingen van de ouders minder voor de hand.
Gewoon kind zijn
Annelies’ droom is een plek waar mantelzorgkinderen terecht kunnen met hun verhalen. Een therapiegroep waar ze voorlichting krijgen over het ziektebeeld en hun ervaringen kunnen delen, maar ook een plek waar ze mogen spelen, waar ze gewoon kind mogen zijn. Haar pogingen om dit initiatief te financieren zijn tot nu toe zonder resultaat gebleven. Maar ze gaat onvermoeibaar door met haar strijd voor deze kinderen. “Het blijft mij bezighouden.”
Werk je met of ken je met mantelzorgkinderen? Annelies heeft enkele tips:
- Laat hen hun verhaal doen en/of hun emoties uiten.
- Geef hen de ruimte om zichzelf te zijn, om eens een keer niet op hun tenen te hoeven lopen.
- Geef hen het gevoel dat ze goed zijn zoals ze zijn. Dat ze er mogen zijn.